In mijn vorige blog stond ik uitgebreid stil bij de UEFA Champions League, het Europese hoofdtoernooi. Daarnaast bestaan er natuurlijk nog twee toernooien waaraan de beste ploegen van Europa mogen meedoen, de Europa League en de Conference League.

Voor het ontstaan van de Europa League moeten we terug in de tijd naar het seizoen 1971/1972. De UEFA startte toen met het UEFA Cup-toernooi. Deze competitie werd geïntroduceerd als vervanger van de Jaarbeursstedenbeker. Een toernooi wat niet door de UEFA georganiseerd werd, maar wel al dertien edities kende. Deelnemers waren meestal dus clubs waarvan de stad een jaarbeurs had. De afgevaardigde vanuit Nederland werd dus Utrecht. Aangezien die stad in de jaren ’60 nog meerdere clubs met een betaaldvoetbalafdeling had, werd een stadselftal samengesteld met de elf beste spelers van de stad, Utrecht XI. Potten werden er echter niet gebroken. Vanaf 1968 mochten ook bekerwinnaars en nummers-twee van de landelijke competitie deelnemen, waardoor het ook snel de Runner Up Cup werd genoemd. Regel was wel dat er slechts één deelnemer mocht zijn per stad.

Dat concept werd door de UEFA overgenomen voor de selectie van deelnemers aan de UEFA Cup. Het werd een competitie voor de op één na beste ploegen van het deelnemende land, maar het kwam erop neer dat er steeds meerdere deelnemers afgevaardigd werden. Zo kon het dat aan de eerste editie maar liefst 64 teams meededen. Nederland vaardigde PSV en FC Den Haag af. Uiteindelijk wist Tottenham Hotspur de eerste editie te winnen door Wolverhampton Wanderers te verslaan.

In de volksmond werd de UEFA Cup al snel de Europacup III genoemd, omdat het het derde toernooi was binnen Europa naast de Europacup I voor landskampioenen en de Europacup II voor bekerwinnaars. Hier kwam vanaf 1999 verandering in toen bekerwinnaars voortaan deel gingen nemen aan de UEFA Cup en de Europacup II werd opgeheven.

De UEFA Cup is voor Nederlandse clubs altijd een aardig succesvol toernooi geweest. Feyenoord won de beker voor het eerst in 1974 en was daarmee de eerste Nederlandse winnaar. Tevens zijn de Rotterdammers ook de, voorlopig, laatste Nederlandse winnaar van een Europese trofee. In 2002 versloeg de club onder leiding van Bert van Marwijk in de eigen Kuip Borussia Dortmund met 3-2. PSV en Ajax wonnen de UEFA Cup beiden één keer.

Als de UEFA ergens geld in ziet, zullen ze nooit nalaten om het op te tuigen en dus startten ze in het seizoen 2021/2022 met een derde Europees toernooi. Het idee hiervoor ontstond al in 2015. Erwin van der Sar was één van de zes initiatiefnemers voor het toernooi. Vanuit zijn rol bij de European Club Association zette hij zich destijds in voor de belangen van alle clubs in Europa en hij en zijn collega’s vonden dat er een vangnet moest komen voor clubs die zich net niet wisten te kwalificeren voor de twee Europese hoofdtoernooien. Met name voor teams uit landen in de subtop van Europa zou dit een uitkomst moeten zijn. Zo zag uiteindelijk de UEFA Europe Conference League het levenslicht, later verkort tot de UEFA Conference League.

Niet iedereen was direct enthousiast over de invoering van een derde toernooi. Feyenoord zag bij monde van algemeen directeur Jan de Jong de meerwaarde niet in. Ze spraken zich expliciet uit tegen de komst ervan. Ironisch genoeg was uitgerekend Feyenoord in de allereerste editie een van de finalisten. Die finale ging helaas verloren tegen AS Roma. Voor Nederland deden ook AZ en Vitesse in 2021 mee aan het hoofdtoernooi. PSV stroomde later in toen het werd uitgeschakeld in de Europa League. De waarde van een derde toernooi bewees zich ook al direct in de eerste editie. Voor het eerst in de geschiedenis deden een team uit Estland, Armenië en Gibraltar mee aan een Europees hoofdtoernooi.

Zoals eerder al vermeld is de opzet van het hele toernooi in het seizoen 2024/2025 omgegooid en wordt er niet meer gestart met een groepsfase, maar met de zogenoemde competitiefase. Alle 36 deelnemers staan op één lange ranglijst en spelen tegen willekeurige ploegen. Verschil met de andere twee toernooien is dat er in de Conference League slechts zes wedstrijden worden gespeeld in deze fase in plaats van acht. De verdere opzet is hetzelfde waarbij de eerste acht van de ranglijst rechtstreeks doorgaan en de nummers 9 tot en met 24 een tussenronde spelen. De rest is direct uitgeschakeld.

Gezien de jonge leeftijd van de Conference League zijn er nog geen ploegen die het extreem goed doen, maar toch mag de prestatie van Chelsea niet onvermeld blijven. De club uit Zuidwest-Londen wist in 2025 de Conference League te winnen waarmee ze de eerste club ooit zijn die alle Europese hoofdtoernooien gewonnen heeft. Met ook nog de winst in de nieuwe opzet van het WK voor clubteams en de vele prijzen die het al in thuisland Engeland pakte, mag je toch wel zeggen dat ze alles wat ze kúnnen winnen, ook echt gewonnen hebben.

Voetballen in competitieverband is al zo oud als het spelletje zelf. Al in het seizoen 1871-1872 werd er gestreden om de FA Cup, wat het de oudste competitie ter wereld maakt. Een regelmatige competitie met elke week wedstrijden werd in 1888 opgericht, eveneens in Engeland onder de naam Football League.

Oprichting
Van recentere datum echter is een clubcompetitie in Europees verband. De UEFA bedacht in 1955 een competitie waarin de landskampioenen een toernooi zouden gaan spelen tegen elkaar. De naam werd heel toepasselijk Coupe des Clubs Champions Européens. Een naam die al snel werd verbasterd naar de Europacup en na het toevoegen van een tweede toernooi werd het Europacup 1. Deelnemers aan het eerste seizoen waren dus de kampioenen van alle aangesloten voetbalbonden, behalve die van Nederland. Landskampioen Willem II nam geen deel en in plaats daarvan werd PSV afgevaardigd. Overigens plaatste Willem II zich 44 jaar later alsnog voor de Champions League. De Tilburgers werden tweede in de Eredivisie wat ze plaatsing opleverde voor het miljoenenbal. Echter duurde het avontuur niet lang; ze werden in de groepsfase al uitgeschakeld nadat geen enkele wedstrijd werd gewonnen.

Engeland vaardigde voor de eerste editie helemaal geen club af. De Engelse voetbalbond FA vond dat het teveel zou afleiden van de competitie en hield het zo dus tegen, terwijl landskampioen Chelsea er eigenlijk wel oren naar had. Winnaar van die eerste Europacup werd Real Madrid, net als van de vier edities daarna. En mede die vijf overwinningen maakt dat de Koninklijke het record nog altijd in handen heeft met vijftien overwinningen.

De eerste jaren
In de eerste jaren werd het toernooi volledig volgens een knock-out systeem gespeeld met twee wedstrijden per ronde, thuis en uit. Pas bij de volledige restyle van het hele toernooi, werd dat veranderd en begon het met een groepsfase. Dat was in 1992 toen ook de naam veranderde naar UEFA Champions League, al staat op de beker nog altijd de originele naam. Ondanks de invoering van een groepsfase was de Champions League nog altijd alleen voor landskampioenen en titelverdedigers toegankelijk. Dat veranderde in 1997. Vanaf dan werden ook de nummers twee van elke competitie toegelaten. Vanaf 1999 is het systeem met een coëfficiënten ranglijst ingevoerd en wordt op die manier bepaald hoeveel startplekken elk land krijgt.

Grote verandering
De meeste recente verandering is van het seizoen 2024/2025 toen de UEFA werkelijk het hele toernooi op de schop gooide. De groepsfase sneuvelde en werd vervangen voor een echte competitie met een ranglijst met daarop alle 36 deelnemers. Bij de loting worden elke club gekoppeld aan acht verschillende tegenstanders en spelen ze vier wedstrijden thuis en vier uit. Na die acht speelrondes plaatsen de beste acht teams zich rechtstreeks voor de knock-out fase. De nummers 9 tot en met 24 spelen een tussenronde om de laatste acht plaatsen te bemachtigen. De nummers 25 tot en met 36 vallen af en zijn uitgeschakeld in Europa. Op deze manier wil de UEFA het toernooi aantrekkelijker maken en er het maximale commerciële potentieel uithalen. Persoonlijk denk ik dat dat zeker gelukt is.

Nederlandse successen
Als we kijken naar de Nederlandse clubs in de Champions League zien we dat Ajax de meeste deelnames aan het hoofdtoernooi heeft, gevolgd door PSV en Feyenoord. Ook won Ajax het vaakst de ‘cup met de grote oren’. Ze mochten de beker vier keer mee naar huis nemen. Overigens was Ajax niet de eerste Nederlandse club die de, toen nog, Europacup 1 won. Die eer had Feyenoord in 1970. Er was in de finale op San Siro een verlenging voor nodig, maar toen werd Celtic met 2-1 verslagen. Helaas voor de Rotterdammers bleef het bij die ene keer. Opvallend feitje is trouwens dat de trofee die Feyenoord destijds overhandigd kreeg, nu te bewonderen is in het Ajax-museum. De regel is dat een club die het toernooi drie keer op rij wint, de wisseltrofee mee naar huis mag nemen. En aangezien Ajax dat deed in 1971, 1972 en 1973, staat die beker daar. In de prijzenkast van Feyenoord staat een replica.

Ook PSV deed nog een duit in het zakje aan Europese overwinningen. In het voor de Eindhovenaren wonderjaar 1987/1988 wonnen ze de treble door landskampioen te worden, de KNVB beker te winnen en dus ook de Europacup 1 te winnen. Het stond na negentig minuten en de verlening nog
0-0, dus er waren strafschoppen voor nodig, maar ze versloegen Benfica uiteindelijk met 6-5. Die zomer zou PSV-doelman Hans van Breukelen zich nogmaals onsterfelijk maken door in de EK-finale een strafschop te stoppen die hij notabene zelf veroorzaakte.

In een volgend deel verdiepen we ons in de andere twee Europese toernooien, de Europa League en de Conference League.

Nederland & Spanje
De relatie tussen Nederland en Spanje is altijd een soort haat-liefde verhouding geweest. Jaren geleden vochten we 80 jaar oorlog uit met de Spanjaarden, en aan die oorlog hielden we de zin in het Wilhelmus over waarin we de koning van Hispanje zouden moeten eren. Daarnaast is Spanje een enorm geliefd vakantieland bij de Nederlanders. Zo geliefd dat je aan de costa’s zelfs een frietje met een frikandel of kroket kunt krijgen. Een zwarte bladzijde in de relatie tussen Nederland en Spanje blijft de WK-finale van 2010 in Zuid-Afrika. Iets met de teen van een niet nader te noemen Spaanse keeper die Robben van de 1-0 afhield… Afijn. De liefde vindt je ook terug in de luchtvaart. Amsterdam-Barcelona is een van de drukste en meest frequente vliegverbindingen van Europa. Niet gek ook, want Barcelona is een prachtige stad. Een prachtige stad waar ook gevoetbald wordt, en hoe!

Johan Cruijff
De liefde van Nederlanders voor FC Barcelona gaat al heel ver terug. Johan Cruijff was in 1973 de eerste Nederlandse voetballer die naar Catalonië toog. Cruijff mocht bij Ajax geen aanvoerder blijven nadat de spelersgroep in een stemming koos voor Piet Keizer. Cruijff zag dat als een motie van wantrouwen vanuit de groep en wilde weg bij Ajax. Hij belde zijn schoonvader en tevens manager met de mededeling dat hij direct met Barcelona moest bellen en zo geschiedde. In Spanje waren net de grenzen opengesteld voor buitenlandse spelers en daar maakte Johan Cruijff dankbaar gebruik van. De Catalanen hadden zes miljoen gulden over voor Cruijff, waarvan drie voor hemzelf. Hiermee was hij de duurste voetballer aller tijden. In Barcelona werd Cruijff herenigd met Rinus Michels, die daar al enige jaren trainer was. Michels was voor zijn overstap de trainer bij Ajax en Cruijff kon lezen en schrijven met hem. In het kielzog van Cruijff wisten nog veel meer Nederlanders de gang naar Camp Nou te vinden. Een jaar naderhand kwam ook Johan Neeskens naar Barcelona.

Nadat Johan Cruijff gestopt was als speler, zette hij zijn loopbaan in het voetbal voort als trainer. In 1988 polste FC Barcelona hem weer of hij interesse had in een carrière daar. Cruijff had nog altijd een zwak voor Catalonië en stapte dus graag over. Het hele gezin verhuisde mee en zo speelde ook zoon Jordi vanaf dat seizoen in de jeugd van FC Barcelona. Later stroomde hij door naar de hoofdmacht en daar speelde hij 41 wedstrijden.

De successen van Ronald Koeman
Met de weg die Johan Cruijff geplaveid had, volgden enorm veel Nederlanders hem. Legendarisch zijn de jaren van Ronald Koeman waarin hij vele prijzen pakte, waaronder de Europacup 1, Primera División en de Copa del Rey. Die laatste zou hij later als trainer ook nog winnen.

De jaren ’90
Vanaf de jaren ’90 begon de Nederlandse inbreng echt op stoom te komen met onder meer Richard Witschge, Patrick Kluivert, de broertjes De Boer,  Boudewijn Zenden en Phillip Cocu. Eens te meer omdat vanaf 1997 ook Louis van Gaal er aan het hoofd stond. Het vertrek van Van Gaal in 2000 luidde wel direct een aantal magere jaren in, totdat daar in 2003 Frank Rijkaard was. Hij wist Barcelona weer aan het draaien te krijgen en werd in het daarop volgende seizoen landskampioen. Een jaar later werden zelfs drie prijzen gewonnen toen ze ook de Supercup én de Champions League wonnen. Dat deed Rijkaard met meerdere Nederlanders in de selectie, zoals Giovanni van Bronckhorst, Edgar Davids en Mark van Bommel. Ook al speelde Van Bommel slechts één seizoen voor Barça, hij wist er wel zijn stempel te drukken.

De jongste jaren is de spoeling Nederlanders wat dunner geworden. In 2011 tekende Ibrahim Afellay na zijn doorbraak bij PSV er voor vier seizoenen, maar hij speelde weinig. De concurrentie op zijn positie was moordend en hij kampte tevens met maandenlang blessureleed. Ook Jasper Cillessen had te maken met een grote concurrent in zijn tijd in Barcelona. Hierdoor was hij veroordeeld tot de functie van tweede keeper en kon zo dus nooit echt zijn stempel drukken. Hetzelfde geldt voor Luuk de Jong, die slechts één seizoen in het blauw-rode shirt speelde.

Frenkie de Jong
Er is echter een Nederlandse hoop in bange dagen, waar we tot op de dag van vandaag van kunnen genieten. In 2019 nam FC Barcelona Frenkie de Jong voor maar liefst 75 miljoen euro over van Ajax, waarmee hij de aller duurste speler ooit werd die uit de Eredivisie getransfereerd is. Die termen heb ik deze blog al vaker gebruikt. De Jong heeft zich de voorbije jaren op weten te werken tot een vaste waarde op het middenveld. Zijn rol is meestal controlerend, maar hij kan eigenlijk op alle posities uit de voeten. Zo vond Xavi toen die aantrad als nieuwe trainer, dat De Jong hoger moest gaan spelen zodat hij ook vaker tot scoren zou komen. En scoren deed hij! In februari 2024 scoorde hij het elfduizendste doelpunt voor FC Barcelona. Dat seizoen zou hij echter niet afmaken. Door een enkelblessure waar hij eerder al mee kampte, miste hij de rest van dat seizoen en ook de eerste helft van seizoen 2024/2025. Hij heeft daarna wel weer moeten strijden voor zijn basisplaats, maar inmiddels heeft hij die weer terugveroverd en is weer de vaste controleur.

Dus ook al is de liefde wellicht een beetje bekoeld, de Nederlandse inbreng is nooit weggeweest. Het is vooralsnog wachten tot er weer een talent als Frenkie de Jong de overstap naar Catalonië maakt en mag gaan spelen in het majestueuze, compleet verbouwde Camp Nou. De kans is aanwezig dat het Nederlandse talent wat ze zoeken al rondloopt op de club. Shane Kluivert (ja inderdaad, de zoon van) speelt al sinds zijn tiende in de jeugd van FC Barcelona waar hij twee jaar terug een profcontract tekende. Het is dus wachten op hét moment.

Tekst: Mathieu van de Ven

Sponsornamen in Duitsland
In het Duitse voetbal is het in principe niet toegestaan dat een club de naam van de sponsor verwerkt in de naam van de ploeg. Kijk bijvoorbeeld naar de naam van RB Leipzig. Dat was een investeringsproject van de energiedrankjes-gigant Red Bull om hun naamsbekendheid wat te vergroten. Ze kochten in 2009 een amateurclub in Leipzig en pompten daar vele miljoenen euro’s in. Eén probleem echter, de club mocht geen Red Bull Leipzig gaan heten. Vandaar dat werd gekozen om RB officieel RasenBallsport te laten betekenen. Maar als je kijkt naar de twee rode stieren die de shirtjes sieren, weet iedereen wel beter.

Dit voorbeeld schetst perfect hoe streng de regels zijn bij onze Oosterburen, maar toch zijn er uitzonderingen die de naam van een multinational dragen. Bijvoorbeeld FC Carl Zeiss Jena. De bekendste echter is Bayer 04 Leverkusen, de voetbalploeg van het farmaceutisch- en chemieconcern Bayer AG. De club werd in 1904 opgericht nadat fabrieksarbeider Wilhelm Hauschield een brief schreef naar de directie met het verzoek om een sportclub op te richten voor hem en zijn collega’s. Vergelijk het hierin met PSV in Eindhoven, wat werd opgericht door medewerkers van Philips.

Geschiedenis
In eerste instantie was het heel specifiek een turn- en spelvereniging, waar in 1907 ook een afdeling voetbal aan werd toegevoegd. Deze afdeling splitste zich in 1927 samen met de afdelingen handbal, boksen, vuistbal en atletiek af van de turnclub. Dit moment markeert ook de keus voor de rood-zwarte clubkleuren. De turners gingen hierdoor noodgedwongen verder in geel-blauw.

Het ging de club al snel voor de wind en in 1936 werd er gepromoveerd naar de tweede klasse en niet veel later was daar de opstap naar de Oberliga West, toen de hoogste voetbalklasse van West-Duitsland. Nadat de Bundesliga werd opgericht hopte Bayer nog vele malen heen en weer tussen de drie hoogste niveaus, maar vanaf halverwege de jaren ’80 van de vorige eeuw zijn ze vaste klant in de Bundesliga en plaatste het zich ook voor Europese toernooien. In het seizoen 1987/1988 kwam de bekroning op het werk met winst in de UEFA Cup. Het bereikte de finale door onder andere Feyenoord en FC Barcelona uit te schakelen. De finale werd toen nog gespeeld over twee wedstrijden en wel tegen Español uit Barcelona. Nadat de heen wedstrijd nog met 3-0 verloren ging, had niemand er nog geloof in. Thuis in Leverkusen werd het echter ook 3-0 en moesten strafschoppen de beslissing vormen waarin Bayer Leverkusen aan het langste eind trok.

Eeuwige tweede?
Bayer Leverkusen staat in Duitsland bekend als de eeuwige tweede omdat het nooit de Bundesliga wist te winnen en ook in het bekertoernooi vaak vroeg uitgeschakeld werd. In het seizoen 2023/2024 kwam daar echter verandering in. Leverkusen begon zeer sterk aan de competitie en wist zelfs alle 34 wedstrijden ongeslagen te blijven, een ongeziene prestatie. Hiermee werd de grootste concurrent en landskampioen van de afgelopen elf seizoen, Bayern München, verslagen. Daarnaast wonnen ze ook nog het toernooi om de DFB Pokal en was de dubbel een feit.

Het is een ploeg van doorzetters en ze geven zeker niet op. Afgelopen seizoen werden ze tweede in de Bundesliga en bereikte het de achtste finales van de Champions League. Trainer Xabi Alonso kon en mocht door in Leverkusen, maar kon zijn droom gaan waarmaken door trainer te worden bij Real Madrid, een kans die hij met beide handen aangreep. De zoektocht naar een nieuwe trainer leidde de directie van Bayer Leverkusen naar Nederland, naar Erik ten Hag. De gewezen manager bij Manchester United zat zonder club en stond open voor een nieuw Duits avontuur, nadat hij eerder al aan het roer stond bij het tweede elftal van Bayern München.

Het is nog even de vraag wie Ten Hag allemaal wil aantrekken, maar zeker is dat hij flink in de rondte kijkt. Zo wil hij dolgraag Igor Paixão overnemen van Feyenoord en probeert hij de Zwitserse middenvelder Granit Xhaka in Leverkusen te houden. Aan hem wordt echter ook getrokken door AC Milan, dat een flink bedrag voor hem over zou hebben. Hoe dan ook zal het wederom een interessant seizoen worden waarin Bayer Leverkusen voor niets minder gaat dan een tweede landstitel.

Where does football come home?

Tekst: Mathieu van de Ven

De Engelsen zingen het maar wat graag als hun nationale ploeg het goed doet op een WK, Football is coming home! Maar is het eigenlijke thuis van voetbal wel Engeland?

Wanneer dat voetbal precies ontstaan is, is met geen mogelijkheid te zeggen. Historici vonden uit dat de Romeinen al graag tegen een bal aan trapten en ook in China werd rond de derde eeuw voor Christus al een spel gespeeld met een bal en doelen. 

Voor het echte ontstaan moeten we de Atlantische Oceaan oversteken en de klok ongeveer drieduizend jaar terug draaien. Het idee van een teamsport werd ontwikkeld in Meso-Amerika. Ze speelden daar met een loodzware bal gemaakt uit boomhars. De Maya’s noemden het spelletje pok-ta-pok of pitz. Archeologen vonden in de gebieden waar deze stammen leefden al holle ballen gemaakt van een rubberachtig materiaal. Vervolgens waaide het spelletje met de ontdekking van de wereld door westerse ontdekkingsreizigers de hele wereld over. 

Het voetbal zoals we dat nu kennen ontstond in de eerste helft van de 19e eeuw op Britse scholen. Vanaf 1840 bedachten ze een gezamenlijke set regels zodat het mogelijk werd om wedstrijden en toernooien te organiseren. Sheffield Football Club had bijvoorbeeld de regel dat een speler een vrije trap toegewezen kreeg als de tegenstander zich niet aan de regels hield en in Cambridge bedacht men dat de bal niet met de hand gespeeld mocht worden. 

De officiële geschiedenis van het voetbal begint als in 1863 in Engeland de Football Association (FA) wordt opgericht. Ze gaan zich houden aan de Cambridge regels die de universiteit aldaar in 1848 had vastgelegd. De grote Engelse privéscholen sluiten zich bij de FA aan en er werd een georganiseerde onderlinge competitie uit de grond gestampt. Later stond de FA ook het betalen van spelers toe en professionaliseerde de sport verder en verder. Er werden steeds meer clubs opgericht en werden talentvolle spelers overgeheveld van de ene naar de andere ploeg. 

De eerste officiële vorm van competitie ontstond ook in Engeland met de Football Association Challenge Cup in 1871, de voorloper van de huidige FA Cup en zeventien jaar later de Football League. Met een beetje fantasie de Premier League zoals we die nu kennen. 

In het verleden hadden de Britten nogal wat koloniën over de hele wereld en de kolonisten namen het voetbal mee naar die gebieden waardoor het spel werd verspreid over alle continenten en enorm aan populariteit begon te winnen. Deze populariteit resulteerde in 1904 in de oprichting van de Fédération Internationale de Football Association, ofwel de FIFA. Hiermee ontstond er een organisatie die toezag op de regels en ook wereldwijde competities kon organiseren. 

Concluderend kunnen we toch wel zeggen dat het voetbal weliswaar niet écht ontstaan is in Engeland, maar het is wel het land wat de sport groot en bekend heeft gemaakt en ervoor gezorgd heeft dat er een pakket aan spelregels kwam te liggen waarvan de basis nu nog altijd dag in dag uit zorgt voor eerlijk spel. Van clubs met een miljarden omzet in stadions met honderdduizend fans tot een groepje kinderen wat samen een balletje trapt op een pleintje. 

Dus ja, lieve Engelse supporters. Mocht het er nog eens van komen dat Engeland het WK wint, dan mag er met recht gezongen worden ‘Football is coming home’!

Londen: voetbalhoofdstad van de wereld

Tekst: Mathieu van de Ven

In mijn vorige blog kwamen we tot de conclusie dat Engeland de bakermat is van het voetbal. Daar waar de moderne vorm van het spel is ontstaan. Mogen we dan ook meteen zeggen dat Londen de voetbalhoofdstad van de wereld is?

Nou, ik denk dat we die conclusie direct mogen trekken. De stad herbergt een ongelooflijk aantal van achttien profclubs. Als je de grenzen van Londen een beetje creatief bekijkt zelfs negentien. Er is geen enkele stad in de wereld te vinden waar in zoveel stadions professioneel voetbal wordt gespeeld.

De oudste club waar je in Londen naar kunt gaan kijken is tevens ook te vinden in het oudste nog bestaande stadion van de stad en tevens ook van de Football League. Prachtig gelegen, pal aan de Thames vind je Craven Cottage, thuishaven van Fulham FC. De club werd opgericht in 1879 en is daarmee twee jaar ouder dan nummer twee Leyton Orient. Ook vliegtuigliefhebbers komen aan hun trekken op Craven Cottage. Het stadion ligt recht onder de aanvliegroute van London Heathrow dus de vliegtuigen vliegen je er bijna letterlijk om de oren.

De jongste club van Londen is er eentje met een verhaal. In 2002 gaf de Engelse voetbalbond Wimbledon FC toestemming om te verhuizen van Londen naar het 100 kilometer verderop gelegen Milton Keynes. Dit was tegen het zere been van de harde supporterskern. Zij sloegen de handen ineen en richtten in datzelfde seizoen een nieuwe club op, AFC Wimbledon. Het originele Wimbledon FC verhuisde, maar vanaf dan ging het bergafwaarts met de club. Supporters bleven weg omdat zij vonden dat AFC dé club was van hun wijk. Er werden in één seizoen 33 wedstrijden verloren en de club degradeerde. AFC Wimbledon daarentegen floreerde. Vanaf 2017 kwamen ze uit in de League One, maar in 2022 volgde degradatie naar de League Two. Ze speelden een aantal jaren hun wedstrijden in Kingston-upon-Thames omdat het oude stadion al lang geleden gesloopt was. In 2020 werd echter het nieuwe Plough Lane opgeleverd en keerde de ploeg terug naar nagenoeg dezelfde plek als waar het voor ze begon.

Eigenlijk heeft zo elke club binnen de Britse hoofdstad z’n verhaal. Week in week uit zitten de tribunes vol. En dat gaat van het gigantische en imposante Tottenham Hotspur Stadium met 62.850 zitplaatsen tot een piepklein Grosvenor Vale (capaciteit van 4.100) waar Wealdstone FC haar thuiswedstrijden speelt.

Zeker als er een Londense derby op het programma staat gonst het in de stad. De pubs zitten vol en dat geldt uiteraard ook voor het stadion. Een zeldzaamheid is dat natuurlijk niet met zoveel clubs op het hoogste niveau, een beleving blijft het. De rivaliteit onderling is groot want van de stadsgenoot moet uiteraard gewonnen worden. Zeker als Tottenham Hotspur het opneemt tegen Arsenal kunnen de spanningen weleens oplopen. Die clubs zijn beider aartsrivalen, iets wat al tot begin 20e eeuw teruggaat. De beider clubs speelden al 1887 tegen elkaar in het lokale Tottenham Marshes park. Die wedstrijd werd overigens gestaakt toen de Spurs met 2-1 voorstonden. Het werd te donker.

De uitdaging is dan natuurlijk om ze alle achttien (of negentien, voor de fanatiekelingen) bezocht te hebben. De beleving bij de allergrootsten van de stad is fantastisch, dat staat buiten kijf. Maar de sfeer en bevlogenheid die in de stadions hangt bij de kleinsten blijft heel bijzonder. Daar spat de clubliefde vanaf.

Milanese rivalen delen hun thuis

Tekst: Mathieu van de Ven

Het is eerder regel dan uitzondering dat een grote stad meerdere voetbalclubs huisvest, zeker als voetbal in de cultuur ingebakken zit. Het wordt al interessanter als die twee clubs dan ook allebei in een profcompetitie uitkomen, al helemaal als dat op het hoogste niveau is. De bingokaart is écht vol als die twee clubs dan ook nog eens een stadion delen. En toch gebeurt het vaker dan je zo 1-2-3 in de gaten hebt. In Brugge delen Cercle en Club Brugge het Jan Breydel Stadion, CR Flamengo en Fluminese FC spelen afwisselend in het Maracana in Rio de Janeiro en ook in Mexico-Stad staat er één stadion voor beide clubs van de stad; Club América en Cruz Azul. Echt bont maken ze het in Italië, waar in erg veel steden stadions worden gedeeld. Het Stadio Olimpico in Rome bijvoorbeeld wordt bespeeld door SS Lazio en AS Roma, in Verona delen Hellas en Chievo het Stadio Marcantonio Bentegodi en ook in Genua staat maar één stadion voor UC Sampdoria en Genoa CFC.  

Ik wil graag inzoomen op een andere stad in Italië, Milaan. Al sinds 1926 staat daar het San Siro stadion, sinds 1979 officieel het Stadio Giuseppe Meazza geheten. Het wordt bespeeld door de twee grootmachten van de stad en tevens ook van het land en zelfs Europa, AC Milan en Internazionale. Voetbal in Milaan is er al vanaf 1899. Een groep Engelse migranten richtten toen Milan Cricket and Football Club op, en brachten zo het spel wat ze van thuis kenden mee naar hun nieuwe thuis. Later werd dat AC Milan. Toen in 1908 een deel van de club zich afsplitste omdat ze het niet eens waren met de koers, ontstond Internazionale. Zie hier de geboorte van rivaliteit, al ontstaan bij het prille begin.  

AC Milan is al vanaf de bouw van San Siro de vaste bespeler. De openingswedstrijd werd dat jaar gespeeld tegen stadsgenoot Inter. De uitslag was 3-6 voor Inter. Het zal ze bij AC Milan een zure nasmaak hebben gegeven. 

Inter speelde in het begin van het bestaan haar wedstrijden in Arena Civica. Een Romeins aandoende arena die al sinds 1807 bestaat. Dat hielden ze vol tot 1958, toen het te klein voor ze werd. Destijds werd besloten om geen eigen thuis te bouwen, maar intrek te nemen bij de aartsrivaal.  

In San Siro werden en worden nog altijd de grootste wedstrijden gespeeld. Zeker als de twee lokale clubs het tegen elkaar opnemen is de sfeer weergaloos. Het gezang vliegt over en weer, Romeinse kaarsen en ander vuurwerk worden ontstoken en de tribunes achter de doelen zijn bedekt met spandoeken en vlaggen. Ook Nederlandse successen werden er volop gevierd. Zo won Feyenoord er in 1970 de Europa Cup I finale van Celtic met 1-2, versloeg Roda JC er in 2002 AC Milan met 0-1 en won Feyenoord er met dezelfde uitslag later in dat jaar van Internazionale.  

Wie de heksenketel die San Siro kan zijn nog wil meemaken, moet snel zijn. Al in 2021 werden er plannen gepresenteerd om het stadion te slopen en op dezelfde plek in 2027 een gloednieuw stadion te openen en daar opnieuw samen gebruik van te gaan maken. Dat plan werd echter afgeschoten door de monumenten commissie van Milaan. San Siro mag absoluut niet gesloopt worden. Dat wil echter niet zeggen dat ze stil zitten bij de clubs. Vorig jaar presenteerde AC Milan een gloednieuw ontwerp. Ze hebben de handen ineen geslagen met het architectenbureau Studio Manica en gaan zelf, alleen, een nieuw onderkomen bouwen. Gelegen buiten de stad, zodat het Stadio Giuseppe Meazza kan blijven bestaan. De bouw moet in 2025 beginnen en het stadion moet 70.000 bezoekers gaan herbergen over twee ringen. Tot die tijd blijven ze hun wedstrijden afwerken in San Siro en kun je de unieke sfeer daar dus blijven beleven. Ook is het stadion in de race voor de Champions League finale van 2027 en zullen in de 2026 de Olympische Winterspelen er geopend worden. Volop werk dus nog voor dit uniek stukje voetbalgrond.  

De strijd om de Praagse suprematie

Tekst: Mathieu van de Ven

De stad Praag staat vooral bekend om zijn enorme historie met bijvoorbeeld de imposante Praagse burcht, het Raadhuis met de astronomische klok en de Karelsbrug. Maar daarnaast is het ook de stad die twee van de oudste voetbalclubs van Europa huisvest.

Al in 1862 werd Slavia Praag opgericht en in 1893 volgde Sparta Praag. In de jaren die volgden zouden beide clubs uitgroeien tot de top van het Tsjechische voetbal en wonnen ze samen bijna alles wat er te winnen viel. Sparta groeide uit tot de meest succesvolle. Tussen 1919 en 1925 verloor Sparta slechts één keer op 59 wedstrijden. Nee, veel speelden ze in die jaren nog niet, maar het blijft toch een prestatie van formaat.

Titanenstrijd
Ook na de Tweede Wereldoorlog bleven de prijzen van het Tsjechische topvoetbal gewonnen worden door beide Praagse ploegen. En daar ligt dan ook de grondslag van de rivaliteit tussen de twee. Sparta is door de tijd de club van de upperclass geworden. Slavia groeide uit tot de club van het ‘gewone’ volk. En zo werd niet alleen strijd om de winst of om de titel, maar ook om de suprematie van de stad. Van het hele land eigenlijk wel. Het is inmiddels verworden tot een titanenstrijd die diep geworteld zit in de Tsjechische cultuur. Zelfs mensen die helemaal niks met voetbal hebben voelen de rivaliteit. Het is een derby die met geen enkele andere in Europa of de rest van de wereld te vergelijken is. De spanningen in Glasgow lopen vaak hoog op als de lokale FC’s tegen elkaar spelen, maar in Praag – of Tsjechië beter gezegd – gonst de spanning tot in de diepste krochten van het gevoel.

Praagse Klassieker
De Slowaak Dávid Hancko kwam in de zomer van 2022 over van Sparta Praag naar Feyenoord. In veel interviews komt het gesprek dan toch altijd weer op de onderlinge rivaliteit in de stad. Een strijd die hij in Nederland min of meer kan vergelijken met de spanning die oplaait als de Klassieker voor de deur staat. Met één belangrijk verschil volgens Hancko. ‘Als ik in Rotterdam door de stad loop is iedereen blij me te zien’, zei hij in gesprek met Life After Football. ‘In Praag was het altijd maar de vraag welke kant het kwartje op zou vallen. De ene keer kreeg je een duimpje omhoog, de andere keer een boze blik of erger.’

Stuivertje wisselen
Er was een tijd dat Sparta torenhoog boven haar stadsgenoot uittorende qua successen, maar de laatste jaren zijn ze weer enorm aan elkaar gewaagd. De twee Praagse grootheden wisselen het landskampioenschap onderling af, met af en toe de tussenkomst van Victoria Pilsen. En juist het feit dát ze zo enorm aan elkaar gewaagd zijn, is kolen op het vuur dat brandt in elke voetbalfan in Tsjechië. Gaan we Europa in of niet, kunnen we de stadsgenoot in de pan hakken of niet. Dat is waar ze in Praag voor leven. In Praag, maar ook heel ver daarbuiten.